Menu Sluiten

Interview Kamiel Maase

‘1999 was een bijzonder jaar voor mij’

Op 12 juni 1999 ontving Kamiel Maase de Gouden Spike voor zijn uitzonderlijke prestatie op de 3.000 meter. Het Nederlands record van Jos Hermens bleef net buiten bereik, maar na een spannend duel met Marko Koers won Kamiel de wedstrijd. Zijn eindtijd van 7.45,44 is sindsdien zijn pr gebleven. We blikken met Kamiel terug op dit voor hem bijzondere jaar en zoomen vervolgens in op de Gouden Spike.

Kamiel, wat staat je nog bij van het jaar 1999?
Zo! Dat is wel 22 jaar geleden, hé. [lacht] Kijk, die periode in mijn leven kan ik me vooral voor de geest halen aan de hand van de grote toernooien. Van 1999 staat me het WK in Sevilla nog goed bij. Daar heb ik best een mooie prestatie geleverd. Ik heb nog heel weinig parafernalia, maar van dit WK heb ik nog een foto bewaard. Op de sportpagina (zie foto) zag je zeven donkere jongens lopen, waaronder Haile Gebreselassie en Paul Tergat, en vervolgens zag je mijn witte koppie er bovenuit steken. Niet alleen mijn prestatie viel dus op. Maar wacht eens, volgens mij zat in 1999 nog de Portugees Pinto voor me. [dat klopt: die werd vijfde]. Maar die was niet zo wit als ik.
Dat WK was trouwens ook het toernooi dat Joop Alberda, de toenmalige technisch directeur van NOC-NSF, zich aan mij kwam voorstellen. Ik wist tot dan toe nauwelijks wie hij was. Kennelijk had ik ook op hem indruk gemaakt. Achtste worden in dat veld was een mooie prestatie, een van mijn betere zelfs, al heb ik dat in 2003 in Parijs nog kunnen herhalen. Daar werd ik ook achtste, achter zeven Noordoost-Afrikanen. Aan het WK in Sevilla bewaar ik dus goede herinneringen.

In die tijd was ik ‘room mate’ met Marko Koers. Marko is iets jonger dan ik, maar is eerder professioneel gegaan. Hij was een middenafstandsloper en ik een langeafstandsloper, maar we hadden een leuke klik. Op een aantal fronten was hij ook al iets ervarener dan ik. Via Marko leerde ik ook het fenomeen ijsbad kennen. Dat was voor mij een openbaring. Hij moest soms improviseren met dat ijs. Soms haalde hij dat bij de receptie vandaan en vulde er vervolgens het bad mee in de hotelkamer.

In Sevilla was het trouwens snikheet, ook tijdens de 10.000 meter, ook al werd die later op de avond gelopen. In de stad stonden van die enorme klokken waarop afwisselend de tijd en temperatuur werd getoond. Ik weet nog goed dat op de dag van de marathon die klokken om onverklaarbare redenen uit stonden. Heel gek. Niemand had het daarover, maar ik heb het wel gezien.

In 1999 maakte je ook je marathondebuut, in Rotterdam.
Nu je het zegt, dat is waar, ja. Dat was wel een stunt, maar niet zo gepland, hoor. Voor het grote publiek was toen mijn naam gevestigd. Voor veel mensen kwam dat blijkbaar uit de lucht vallen. Men realiseerde zich echter niet dat ik het weekend er voor in Spanje 27.50 op de 10.000 meter had gelopen, waarmee ik mij had gekwalificeerd voor het WK. Niet veel marathonlopers konden dat. Ik was dus gewoon goed in vorm. Bram Wassenaar, mijn trainer, had me na die kwalificatie rust gegeven: Kamiel, nu gas terug! Daardoor had ik onbewust in de aanloop naar Rotterdam goed getaperd. Het was echter helemaal niet de bedoeling dat ik daar zou starten. Er was echter een door ASICS gesponsorde haas voor de kopgroep uitgevallen. Ellen van Langen, die toen net bij Global Sports was begonnen, belde mij met de vraag of ik wilde hazen. Bram vond dat echter niet verstandig: Doe maar niet, Kamiel! Maar Global Sports drong er toch op aan. Uiteindelijk kwamen we tot een akkoord: ik zou hazen tot 15 km. Zo ben ik ook gestart. De rest is geschiedenis: ik liep door en finishte in 2.10.08. Ik heb dat verhaal nog vaak moeten aanhoren en eerlijk gezegd ook zelf vaak met smaak verteld. Wat je natuurlijk nooit kunt simuleren is de onbevangenheid, zeker op de marathon. En die had ik toen natuurlijk. Uiteindelijk was 1999 voor mij een bijzonder jaar, zeker.

Twee weken voor de Gouden Spike, dus op 31 mei, liep je tijdens de Adriaan Paulen Memorial ook de 10.000 meter. Met 27.34 verbeterde je daar je eigen nationaal record met één seconde.
Die wedstrijd heb ik eerlijk gezegd verdrongen. Dat had achteraf minstens tien seconden sneller gekund, want ik was goed in vorm. Tijdens die wedstrijd kreeg ik echter enorme last van mijn darmen; ik had iets verkeerds gegeten of misschien te veel koffie gedronken vlak voor de start. Dat werd dus een dumoulinnetje, zeg maar. Na de finish ben ik doorgesprint naar de kleedkamer en was ik een tijdje onvindbaar, tot verbijstering van de toeschouwers natuurlijk.


Hoe is die Gouden Spike op 12 juni voor je verlopen?

De Gouden Spike was natuurlijk een thuiswedstrijd. Ik wilde er aan mijn snelheid werken. Het was geen vooropgezet plan dat Marko Koers en ik samen de 3.000 meter zouden lopen, maar voor het publiek had het zeker amusementswaarde. Dat is natuurlijk ook superleuk, man tegen man, echte strijd. Ik wilde er het Nederlands record van Jos Hermens, dat op 7.44,4 stond, aanvallen. Marko en ik hebben er een spannende wedstrijd van gemaakt. Ik weet nog dat ik tijdens de race voortdurend over mijn schouder keek omdat ik verwachtte dat hij nog over me heen zou komen. Dat gebeurde gelukkig niet. Daarna heb ik de 3.000 niet vaak meer gelopen, dus die 7.45,44 staat voor altijd in de boeken.

Hoe kijk je anno 2021 naar de Gouden Spike als wedstrijd op de kalender?
De meeste atleten vinden het denk ik wel fijn dat het nu een avondwedstrijd is, zeker voor de 10.000 meter die tegenwoordig op het programma staat. Er worden mooie tijden gelopen. Vorig jaar was wat dat betreft uniek, met die 26.58,97 van Nicolas Kipkorir Kimeli en natuurlijk ook Mike Foppen, die onder de 28 minuten liep.

Hoe vergelijk je de Gouden Spike met andere wedstrijden?
De Gouden Spike is echt anders dan de grote wedstrijden. Daar is een duidelijke ontwikkeling gaande, met grote commerciële bureaus achter de wedstrijden. Denk aan de Rotterdam marathon, waar ik elk jaar commentaar mag geven voor de NOS. Vooraf spreek ik de nodige betrokkenen. De organisatie was altijd al professioneel, maar toch bestond het gros uit rasechte Rotterdammers, die uit liefhebberij meewerkten. De marathon, dat was echt hun ding, dat deden ze ook echt voor hun stad. Die beleving is de afgelopen jaren op aspecten veranderd; er ligt iets meer nadruk op de grote massa en commercieel succes. Om die reden vind ik het mooi dat er nog een wedstrijd als de Gouden Spike is. De Spike wordt nog steeds door echte liefhebbers georganiseerd. Dat merk je aan alles en dat is heel charmant. Dat gevoel moeten jullie vasthouden. Misschien moet je dan accepteren dat je niet altijd topatleten kunt aantrekken.